Wat je moet weten over beleggen, plus …

MiFID II stelt nieuwe eisen aan de kennis en vaardigheden van medewerkers die met klanten spreken over beleggen. Nieuw als in: nieuwe regels, uitgewerkt door de ESMA. Zijn deze eisen dan ook inhoudelijk anders dan wat we nu al kennen vanuit Wft, FFP en DSI? Nou nee, niet echt. En dekken deze eisen alle essentiële kennis en vaardigheden af om goed te kunnen adviseren of informeren over beleggen? Bijna, maar volgens mij ontbreekt er nog een essentieel thema.

Wie moet wat weten?

Financieel adviseurs en planners, beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders; allen spreken ze met klanten over beleggen. Daarnaast zijn er ook medewerkers die alleen informeren, maar niet adviseren over beleggen. Deze groep medewerkers hoeft geen klantprofiel te kunnen maken en mag geen advies geven over een passende beleggingsoplossing. Volgens de ESMA hoeven ze daar dan ook niets van te weten.

Hoe zit het nu met de eisen aan de vakbekwaamheid van adviseurs? In essentie zien we voor hen de volgende kennisgebieden terug: de klant, de markt waarop beleggers zich begeven, economische ontwikkelingen en hun invloed op beleggen, de beleggingsinstrumenten zelf, portefeuilletheorie, het inrichten van de portefeuille en wet- en regelgeving. De accenten liggen steeds iets anders en de diepgang verschilt natuurlijk per doelgroep.

Accentverschillen

Waar zitten dan de verschillen tussen de adviserende doelgroepen? Het gaat hierbij vooral om de accenten.

Wft Vermogen

Allereerst de adviseur die onder de eisen van Wft Vermogen valt en advsieert over beleggen in het kader van levenproducten en hypothecaire leningen. Hierbij ligt de nadruk op het in kaart brengen van het klantprofiel en advisering van een passende standaardportefeuille ingevuld met beleggingsfondsen. De eisen aan kennis van collectief beleggen zijn hier dan ook gedetailleerder uitgewerkt dan voor de andere adviseurs.

FFP

Bij de financieel planner (FFP) zie je vooral de integrale aanpak terug, met life events waar sparen en beleggen een rol spelen. Opvallend vind ik de uitgebreide uitwerking van de eisen die aan de kennis van financiële instrumenten zoals aandelen, obligaties, opties en dergelijke worden gesteld.

DSI

DSI richt zich vooral op de traditionele beleggingsprofessional, in dit kader is dat de beleggingsadviseur. Dat zie je duidelijk terug in de eisen. Er ligt veel meer nadruk op beleggingsanalyse en de infrastructuur (beurs en handel) dan bij de andere doelgroepen. Opvallend vind ik dat DSI de eisen aan klantinventarisatie beperkt uitwerkt en geen expliciete eisen stelt aan kennis van de achterliggende rekenkunde en statistiek. Dit in tegenstelling tot Wft Vermogen en FFP. Ook ontbreekt een uitwerking van wat de adviseur van portefeuilletheorie moet weten. Er staat nu alleen: ‘Is bekend met portefeuille-theorieën’. Dat is wel erg summier.

Verschillende invalshoeken

Verder valt op dat elk van de documenten met eisen vanuit een andere invalshoek is opgezet. De ESMA formuleert hoog-over eisen vanuit de twee rollen: informeren en adviseren. Voor Wft Vermogen zijn de eisen gedetailleerd uitgewerkt in eindtermen, die zijn geformuleerd vanuit de invalshoeken kennis, vaardigheden en professioneel gedrag. FFP kent ook een uitgebreid document, waarin de eisen zijn uitgewerkt vanuit het beroepsprofiel van de financieel planner. Hierin staan diens taken en werkprocessen centraal. DSI ten slotte gaat uit van kerntaken en kennisvereisten.

Zijn de eisen dekkend?

En dan de vraag: zijn de eisen dekkend voor elk van de doelgroepen? In algemene zin: ja. Maar niet helemaal. Er zit volgens mij namelijk een enorm gat in.

Toen ik eind jaren tachtig in de effectenhandel zat, viel het mij al op dat de koers vaak niet de kant op ging die de handelaren en analisten verwachtten. Op een of andere manier klopte de reactie dan niet met de rationele analyse. Dat is vaak nog steeds zo. Mensen zijn namelijk niet de rationele wezens waar veel theorieën in de economie en beleggingsleer vanuit gaan. Dat moet je als adviseur weten en daar moet je mee om kunnen gaan.

Aandacht voor niet-rationeel gedrag

Behavioural finance is het vakgebied dat zich met niet-rationeel gedrag bezighoudt. Het zoekt – en vindt – verklaringen voor gedrag dat vanuit de rationele benadering niet te verklaren is. Kennis van de behavioural finanance mag dan ook niet ontbreken en moet volgens mij aan alle eindtermendocumenten expliciet worden toegevoegd.

Wft Vermogen

Gelukkig dat Wft Vermogen als eindtermen hanteert: ’Kandidaat houdt rekening met mogelijke valkuilen bij het in kaart brengen van de financiële positie, kennis, ervaring en beleggingsdoelstelling van de klant’ en ‘De kandidaat kan uitleggen hoe beleggers reageren op verwachte cijfers en op feitelijke cijfers van de macro-economie’. Daar zitten aspecten van behavioural finance in.

ESMA-richtsnoer

Ook de ESMA hint op kennis van behavioural finance wanneer zij stelt in de vijfde richtsnoer uit haar publicatie 2012/387 uit 2012: ’Beleggingsondernemingen zouden in het bijzonder: (a) niet overmatig mogen vertrouwen op een zelfbeoordeling van cliënten wat betreft hun kennis, ervaring en financiële situatie’.

De eisen uit zowel Wft Vermogen als de ESMA gelden echter vooral voor de inventarisatiefase. Er is zo veel meer dan dat.

Belang benadrukt

In haar publicatie ‘Belangrijke inzichten over zelfstandige beleggers’ van december 2015 geeft de AFM een goed overzicht van de belangrijkste bevindingen uit de behavioural finance. In de conclusie van deze publicatie staat dat zij “… aanbieders van beleggingsdienstverlening aan[moedigt] om aan de slag te gaan met de inzichten uit dit onderzoek om zo de keuzeomgeving voor de zelfstandige belegger te verbeteren.”

Zoals Tom Loonen in zijn oratie op 16 oktober 2015 zei: “Ook de beleggingsleer bevindt zich steeds vaker op het snijvlak van portefeuillemanagement en gedragseconomie. Slager (2015) stelt zich terecht de vraag of adviseurs en beheerders zich voldoende realiseren dat zij nauwelijks bezig hoeven te zijn met economie, maar vooral met emotie.”

Daar is dan wel voldoende kennis voor nodig.